De Koude Oorlog in de BEG (en zijn voorganger)

Het huidige Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis ontstond in 2012 uit de fusie tussen zijn gelijknamige voorganger en de Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, dat in 1997 de Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog opvolgde. Deze pagina bevat een overzicht van de artikels met betrekking tot de geschiedenis van de Koude Oorlog gepubliceerd in de BEG. Een gelijkaardige bespreking van dergelijke publicaties in het ‘oude’ BTNG vindt u hier. Wie op zoek is naar Koude Oorlog-gerelateerd onderzoek in het ‘nieuwe’ BTNG, kan hier terecht.
Waarom zou je, naast in de BEG, ook in zijn voorganger op zoek gaan naar publicaties over de Koude Oorlog? Je zou niet meteen verwachten over die thematiek ook maar iets terug te vinden in een tijdschrift gewijd aan de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Toch wijdde de redactie van deze Bijdragen al in 1995 een heel nummer aan het Hongarije van de vroege Koude Oorlog. Dit was het resultaat van een colloquium dat twee jaar eerder onder de titel “Twee kleine landen in de koude oorlog: België en Hongarije 1945-1956” Belgische en Hongaarse historici had samengebracht in Brussel. De Belgische weerslag van de gebeurtenissen in Hongarije werden in dit speciaal nummer behandeld door achtereenvolgens Patrick Claeys (over het proces van kardinaal Mindszenty in de Vlaamse dagbladpers), Frédérique Werbrouck (over de reacties van de publieke opinie en de politieke elite op de Hongaarse Opstand van 1956) en Frank Caestecker (over de impact van de opvang van Hongaarse vluchtelingen op het Belgische vluchtelingenbeleid). Luc De Vos schetste dan weer de keuzes waarvoor het Belgisch buitenlands beleid in die periode stond (deel 1 / deel 2), terwijl Dirk Martin de Koude Oorlogsmentaliteit van een Belgische topdiplomaat trachtte te doorgronden.
Na de publicatie van een nummer waarin de Tweede Wereldoorlog nergens centraal stond, had het misschien nog weinig zin om de naam van het tijdschrift te behouden, en de volgende vijftien jaar ging het huisblad van het CegeSoma door het leven als Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis. De BEG zouden regelmatig over aspecten van de Koude Oorlog publiceren. Pieter Lagrou beet in 1997 de spits af met een artikel over hoe de Koude Oorlog de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog en het Europabeeld van verenigingen van oud-verzetsstrijders bepaalde. In hetzelfde nummer beschreef Georgi Verbeeck hoe er in het herenigde Duitsland werd omgegaan met de oude DDR-historiografie.
Een paar jaar later boog Pascal Deloge zich over de Belgische-Britse militaire relaties na de Tweede Wereldoorlog (7/2000) en analyseerde Kenneth Bertrams de problematiek van de Amerikaanse technische assistentie bij de productiviteitsopvoering Belgische bedrijven in de jaren 1950 (9/2001). De Koude Oorlog speelde hier echter vooral op de achtergrond een rol. Hetzelfde geldt voor de artikels van Paul Wynants (over de Jeunesse Ouvrière Chrétienne in 11/2003), Christoph Brüll (over de Belgisch-Duitse relaties in de late jaren 1940 in BEG 16/2005 en 23/2011), Nancy Delhalle (over het Belgische Franstalige theater in de jaren 1970 in 18/2007), Rik Hemmerijckx (over de wisselwerking tussen studentenprotest en arbeidersstrijd ‘in de geest van mei 1968’ in hetzelfde nummer) en Eva Schandevyl (over de jurist Walter Ganshof van der Meersch in 24/2011)
Maarten Van Alstein, daarentegen, stelde de Koude Oorlog helemaal centraal in doctoraatsonderzoek waarvan hij een aspect in BEG (20/2008) publiceerde. Hij analyseerde de wijzigende denkschema’s van Belgische topdiplomaten ten tijde van de vijandige bipolarisering in de late jaren 1940. De interactie van de ambassadeurs met de minister van Buitenlandse Zaken en andere regeringsleden had immers een belangrijke impact op de positionering van België in de wereldorde van de Koude Oorlog. Hoewel hij methodologische veel verder ging, bouwde Van Alstein toch in zekere zin voort op oudere microstudies over de Koude Oorlog-denkbeelden van Belgische diplomaten, zoals die van Dirk Martin uit 1995.