Oorlog in Korte Broek, 14-18
De doelstelling van de tentoonstelling 'Oorlog in korte broek, 14-18', resultaat van een samenwerking tussen het CegeSoma en de Historische Huizen Gent, was om te tonen hoe het conflict zelfs de allerjongsten betrok in de oorlog. Met behulp van een viertalige audiogids wordt de bezoeker ondergedompeld in de leefwereld van zeven jongens en meisjes in bezet België, Rusland, Duitsland, Frankrijk, Engeland, het Ottomaanse Rijk en Australië.
Niet alleen slachtoffers
Uit hun dagboeken, brieven en tekeningen leren we hoe de oorlog voor het eerst kinderen in de voorste linies duwde. Kinderen en adolescenten waren niet alleen passieve slachtoffers. Ze stonden ook in voor het levensonderhoud van het gezin, zamelden fondsen in voor het vaderland of probeerden het front te bereiken. Ze maakten volwaardig deel uit van de Geschiedenis die dan geschreven wordt.
Verstoord leven
Van in het begin haalde de oorlog het dagelijkse leven helemaal overhoop. De vaderlijke afwezigheid veroorzaakt ingrijpende veranderingen in het gezinsleven. Vele vrouwen werken voortaan buitenshuis, waardoor de kinderen thuis over een ongeziene vrijheid beschikken. De nieuwe gezinssituatie zadelt de kinderen echter ook op met nieuwe verantwoordelijkheden. Ze moeten op de allerkleinsten letten, in de voedselrijen aanschuiven, op de gezinsboerderij de handen uit de mouwen steken of in de oorlogsindustrie aan de slag gaan.
De oorlog drukt ook zijn stempel op het onderwijs. Waar gevechten aan de gang zijn, worden scholen vernield of opgeëist. Vele leerkrachten worden opgeroepen. Van kinderen wordt gevraagd dat ze deelnemen aan de gezamenlijke inspanning. Ze worden ingezet voor allerhande taken: deur-aan-deurverkoop van oorlogsleningen, groenten telen, truien breien, fondsen werven voor weldadigheidsinstellingen.
Overleven
Honger is een weerkerend thema in de aantekeningen van oorlogskinderen. De gevolgen van de voedselcrisis laten zich het meest gevoelen in Centraal-Europa, maar ook in bezette gebieden zoals België. In alle oorlogvoerende landen nemen overheden maatregelen om met wisselend succes de allerjongsten te helpen. Die ontwikkelen ook hun eigen overlevingsstrategieën. De grenzen van de wettelijkheid worden hierbij al eens overschreden. De jeugdcriminaliteit neemt spectaculair toe.
In de voorste linie
Sommige jongeren proberen het front te bereiken en deinzen er niet voor terug om een valse naam en leeftijd op te geven om dienst te kunnen nemen aan de zijde van de volwassenen. De meesten vallen in het wervingskantoor door de mand. Maar enkele tienduizenden zullen uiteindelijk de wapens oppakken. Een aantal van deze kindsoldaten verwerft de status van nationale held. Hun voorbeeld moet eenieders patriottisme stimuleren maar ook een schuldgevoel oproepen bij mannen die niet aan de strijd deelnemen. Het is namelijk in hun plaats, aldus de propaganda, dat kinderen het leven laten in no man's land.
Zowel in België als elders plaatste de Groote Oorlog kinderen in de voorste linies. Zodoende werd een 20ste eeuw ingeluid waarin ook de allerjongsten de inzet vormen van conflicten. Ze zijn tegelijkertijd doelwit van geweldpleging, getuigen van het lijden en van de rouw, promotoren van de nationale mobilisatie. Anders gezegd: in 1914-1918 wordt de oorlog totaal. Dat is tot op vandaag niet anders.