De Wereldoorlogen: periodes bij uitstek voor lockdowns?
Tijdens deze onverwachte pandemie krijgen we plots voortdurend met het begrip lockdown of afzondering te maken. In het Frans en het Engels spreekt men over ‘confinement’, van het Latijn cum, ‘met’ en finis, ‘grenzen’. Lange tijd werd zulke zware inperking van de bewegingsvrijheid vooral geassocieerd met de kernindustrie, waar enkele rampen en incidenten inderdaad tot een minder of meer beperkte bewegingsvrijheid hebben geleid. Opsluiting associëren we natuurlijk ook met het gevangeniswezen, zeker als we het hebben over eenzame opsluiting als disciplinaire maatregel. Maar door de huidige omstandigheden is één van de wat vergeten betekenissen van het concept lockdown of afzondering’ weer op de voorgrond getreden, namelijk de periode van sociaal isolement om de verspreiding van een epidemie tegen te gaan. De lockdown die we nu beleven heeft wel wat weg van een quarantaine, al klinkt het woord minder dramatisch. De term quarantaine, zoals die vanaf de veertiende tot en met de zeventiende eeuw werd opgelegd, aanvankelijk in het noorden van Italië (ja, ja …), had de bevolking misschien te veel doen denken aan de dodelijke epidemies die de mensheid geregeld geteisterd hebben. En zijn er tijdens de twee Wereldoorlogen periodes van lockdown of insluiting geweest ? Het woord zelf en wat het inhoudt vinden we niet terug tijdens ’14-’18 of ’39-’45.
Je zou denken dat de griepepidemie (verkeerdelijk ‘Spaanse griep’ genoemd) die in 1918-1919 wereldwijd woedde, en die ongetwijfeld de eerste echte pandemie is geweest (de zwarte pest uit de veertiende eeuw heeft immers nooit Amerika of Australië bereikt), de toenmalige regeringen die al drie jaar ernstig crisisbeheer gewoon waren, tot een goeie ouwe quarantaine zou hebben aangezet. Niets is minder waar, op enkele zeer beperkte gebieden na in Australië, Nieuw-Zeeland en bepaalde Amerikaanse territoria in de Stille Oceaan, die laattijdig door de epidemie getroffen werden en waar men zich daardoor op tijd bewust was geworden van het gevaar. Maar de meeste verantwoordelijke politici hebben de speciale aard van de ziekte niet ingezien en hebben haar lang verward met ‘een goeie griep’. Men was immers nog niet op de hoogte van de dikwijls optredende verwikkelingen van de ziekte voor luchtwegen en longen die meestal tot de dood leidden. Wanneer men dit in oktober 1918 besefte, was het al te laat. Gevolg: wereldwijd ongeveer vijftig miljoen doden, met heel veel slachtoffers in wat toen het Indisch Keizerrijk was en in China, een half miljoen Amerikanen, 200.000 Fransen en 35.000 Belgen, … Maar geen quarantaine of lockdown, behalve in het verre Australië … dat zo aan het ergste ontsnapte !
Tijdens de Tweede Wereldoorlog, als we alleen kijken naar West-Europa en vanuit het standpunt van de volksgezondheid: geen beperking van de bewegingsvrijheid, want er zijn ook geen grote epidemies. Wel waren er in België in de periode ’39-’45 vrij opmerkelijke uitbraken van infectieziekten zoals bof en kinkhoest, waardoor de getroffen zieken weliswaar geïsoleerd moesten worden, maar niet de hele bevolking. In Oost-Europa, vooral in Polen en de Sovjet-Unie, braken regelmatig tyfus- en cholera-epidemies uit, waar de Duitse bezetters zeer beducht voor waren. Ook kwamen veelvuldig ziekten voor ten gevolge van slecht of te weinig voedsel, met golven van hongersnood in het bezette Griekenland en Oekraïne.
Toch moeten we de aandacht vestigen op een bijzondere vorm van beperking van de bewegingsvrijheid: de avondklok die de Duitse autoriteiten hier en daar oplegden rekening houdend met herhaalde verzetsdaden … of de veronderstelde welwillende houding van de bevolking. De lokale Kommandanturen stelden de avondklok in en hieven ze weer op volgens de bekende methode van de wortel en de stok. Als de avondklok van kracht was, kon ze in sommige grote agglomeraties tienduizenden of zelfs honderdduizenden inwoners treffen en kon ze op crisismomenten ingaan van zonsondergang tot zonsopgang. Soms werd de regeling wat versoepeld als de toestand ‘normaliseerde’ … Maar voor de joodse gemeenschap in België normaliseerde de toestand niet. Alle Duitse verordeningen in verband met deze gemeenschap ( er waren er niet minder dan 17 tussen 28 oktober 1940 en 1 juni 1942) gingen naar meer inperking en segregatie in afwachting van de deportaties vanaf de zomer van 1942. Bijzonder exemplarisch is bij voorbeeld de verordening van 29 augustus 1941 die de verplaatsingen van Joden aan banden legt. Ze moesten ook een ‘voortdurende’ avondklok in acht nemen van 20 uur ’s avonds tot 7 uur ’s morgens en ze mochten voortaan maar in 4 steden van ons land verblijven: Brussel, Antwerpen, Luik en Charleroi. Sommigen legden zichzelf restricties qua verplaatsingen op als overlevingsstrategie bij uitstek. Zich verbergen, zich uit het sociaal weefsel terugtrekken om te overleven, was de strategie van veel Joden als antwoord op de vervolging door de Duitsers. Dit kon verschillende vormen aannemen: het hele gezin, of alleen de kinderen; onderduiken bij particulieren of in gemeenschappen. Deze Joden wilden zich bewust afzonderen, ‘er niet meer zijn’ in de hypothetische hoop aan de bezetting te ontkomen.
Ten slotte werden in verschillende landen ook interneringsmaatregelen opgelegd aan inwoners die de nationaliteit van de vijand hadden of uit vijandige landen afkomstig waren. In België hebben de nazi’s sommige burgers opgesloten, afkomstig uit landen in oorlog met het Reich en die ongelukkigerwijs in ons bezet land waren gebleven: Britten, Amerikanen (vanaf december ‘41), Brazilianen … Sommigen onder hen, dikwijls mannen waarvan verondersteld werd dat ze de Duitse belangen konden schaden, werden echt in een militaire omgeving geïnterneerd, zoals in het fort van Hoei, of opgesloten in een Duitse afdeling van een Belgische gevangenis. De anderen, vooral vrouwen en kinderen die als onschadelijk werden beschouwd, kregen huisarrest in hun verblijfplaats of kregen een verplichte verblijfplaats toegewezen; ze werden ook gecontroleerd tot ze via een neutraal land gerepatrieërd konden worden. In ons land betrof het enkele honderden personen en hun lot is in de vergetelheid geraakt, zelfs als hun insluiting grensde aan gevangenschap.
Er zou misschien zelfs een studie gewijd kunnen worden aan het statuut van autochtone prominenten die de bezetter geregeld in gijzeling nam in periodes van spanningen en die kort of lang opgesloten werden in het gevangenissysteem van de nazi’s. Elders in de wereld hebben de Verenigde Staten meer dan 120.000 personen met de Japanse nationaliteit en Amerikanen van Japanse herkomst geïnterneerd. Ook Groot-Brittannië hield duizenden ‘vijandige’ onderdanen gevangen op het eiland Man. Maar ook hier ging het meer om een internering dan om een beperking van de bewegingsvrijheid en die internering kon tragisch aflopen .…
A. Colignon