75 jaar geleden - Mode aan het eind van de oorlog: elegantie moet nog steeds rekening houden met beperkingen
In de lente van 1945 mag er terug gedroomd worden… Na vele seizoenen tot op de centimeter na te hebben moeten rekenen bij het maken van een mantel, een jurk of een broek; na het enige paar schoenen tot op de draad te hebben versleten; en na alles te hebben opgelapt wat maar enigszins kon hersteld worden, doet het nakende einde van de oorlog terug dromen van overvloed, overdaad, luxe en frivoliteit.…
Maar kan die droom wel onmiddellijk werkelijkheid worden? Een artikeltje in de krant La Meuse van 1 april 1945 met de titel “Schoenen voor communicanten” illustreert dit maar al te duidelijk: ‘Vanaf 3 april zullen de diensten van Bevoorrading, loket nr. 7, toelatingen uitschrijven voor individuele voorziening van schoenen voor kinderen jonger dan 16 jaar. Tot 15 juni zal voorrang worden gegeven aan kinderen die hun communie moeten doen, voor zover ze de voorbije 9 maanden nog geen bevoorradingstoelating hebben gekregen. De toekomstige communicant zal aan de Dienst Bevoorrading een attest moeten overhandigen dat ondertekend is door de parochiepriester”. Het einde van de oorlog betekent dus niet het einde van de rantsoenering: het systeem van de bonnetjes blijft nog altijd in voege.
Wat zijn de modetrends van de lente van 1945?
Sandalen in lichte soepele stof met plateauzolen en bij voorkeur met riempjes zijn fel gegeerd. “Flessen met vloeibare kousen” (d.w.z. een kleurstof die op de benen wordt aangebracht) hebben nog altijd succes omwille van hun gebruiksgemak en hun lage prijs. Alle kledingaanpassingen blijven in gebruik en alle trucjes om de zo goed als lege kleerkasten weer nieuw leven in te blazen zijn nog altijd welkom.
Nylon intrigeert maar maakt ook geestdriftig: het geeft zicht op tal van nieuwigheden. Het wordt gebruikt voor het weven van kousen en luxestoffen maar wordt ook aangewend voor pruiken, schoeisel, handtassen, en het is voor iedereen betaalbaar. Grootschalige productie dient zich dan ook aan.
De dames willen opnieuw aanknopen met hun vrouwelijkheid en verlangen naar lichte, brede en lange elegante jurken, met ontblote schouders, diepe halsuitsnijdingen, streepjes, bolletjes, enz.
Gedurende jaren moest de mode rekening houden met beperkingen en was het ordewoord “recyclage”. De rokken waren korter en rechter geworden, met minder plooitjes (bij gebrek aan stof). Het praktische aspect was belangrijker dan de elegantie. Het dragen van broeken, broekrokken en korte vestjes – zoals de mannen – kwam nog meer in voege door het veelvuldiger gebruik van de fiets. Om ter compensatie het vrouwelijk silhouet langer te laten lijken deden de eerste plateauzolen in kurk of hout hun intrede. Strak getailleerde jasjes met brede schouders, kuitkousen en vreemdsoortige tulbanden in het kapsel maakten het geheel af.
Het is opvallend dat de modebladzijden van de Belgische kranten van de lente van 1945 nauwelijks gewag maken van andere belangrijke feiten die de sector heeft ondergaan of die nog altijd hun impact laten voelen, waaronder delicate kwesties zoals het wegvallen van een aantal Joodse ontwerpers, de collaboratie van een aantal andere modeontwerpers of problemen rond bevoorrading en doorstart van de sector na de bevrijding.
Na het beëindigen van de oorlog wil de haute-couture, die gedurende vijf jaar van de buitenwereld was afgesneden, weer aanknopen met zijn prestige van weleer. De federatie van de Parijse mode organiseert ten bate van de solidariteitsorganisatie “Entraide française” in de zalen van het “Pavillon de Marsan” (Tuilerieënpaleis) een tentoonstelling “Theater van de Parijse mode”.
Wat was daar te zien?
Te midden van prachtige decors met symbolische zichten op Parijs stellen een veertigtal grote modeontwerpers (zoals Jean Patou, Jeanne Lanvin, Marcel Rochas, Molyneux), juweliers, bonthandelaars, schoenmakers en kappers 180 poppen ten toon (70 tot 80 cm groot). Ze zijn gemaakt met ijzerdraad en hun gezichten zijn vervaardigd uit een gietvorm. Het zijn eigenlijk schaalmodellen van de laatste ontwerpen van de grote modebonzen. “ In deze tijden van schaarste wordt een overdaad aan stoffen getoond. De buste bestaat uit stof, voor de pofmouwen zijn onwaarschijnlijk veel meters stof gebruikt, en naar de jurken ging er een hele massa” aldus Alain Valognes, de Parijse correspondent voor de krant La Wallonie op 29 april ’45.
Na de Fransen in vervoering te hebben gebracht gaan de poppen in het buitenland en over de Oceaan op reis als ambassadrices van elegantie en sierlijkheid. Ze kennen een fenomenaal succes en de hele wereldpers heeft het erover. Een beetje dromen in afwachting van betere tijden…
Dagelijkse pers: collectie KBR.
Isabelle Ponteville