75 jaar geleden - “We hebben de indruk uit een bad van verschrikking te komen”
Met deze woorden keerde Paul Van Zeeland, oud-premier en verantwoordelijk voor het Belgisch Commissariaat voor Repatriëring (BCR), op 4 mei 1945 terug van de eerste officiële missie van het Commissariaat voor Repatriëring.
Op 25 april had een kolonne van een veertigtal voertuigen – vrachtwagens en ziekenwagens van het Rode Kruis – België verlaten. In eerste instantie hadden de geallieerde militaire overheden zich in principe verzet tegen deze missie. Uiteindelijk kon de kolonne het land verlaten dankzij een aanbevelingsbrief van generaal Erskine, hoofd van de Supreme Headquarters Allied Expeditionary Forces (SHAEF) of “Generale Staf van de Geallieerde Expeditiekrachten in Europa”. Het was een ingewikkelde situatie : het BCR had geen bevoegdheid op Duits grondgebied en de militaire operaties waren prioritair.
Het Commissariaat voor Repatriëring was eind juni 1944 in Londen opgericht. In oorsprong was het BCR onderdeel van het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg. Bedoeling was om de repatriëring te organiseren van degenen die door de oorlogsomstandigheden België verlaten hadden maar ook om documenten over deze vluchtelingen te verzamelen. Deze missie betrof honderdduizenden mensen, waaronder vrijwillig en verplicht tewerkgestelden maar ook krijgsgevangenen.
Om deze taak tot een goed einde te brengen beschikte het BCR over een vierhonderdtal contactpersonen die onder het gezag van de geallieerde overheden stonden. Zij werden belast met het verzamelen van informatie en het bezoeken van alle plaatsen (kampen, gevangenissen, hospitalen …) om zo ontheemden terug te vinden. De missie Van Zeeland startte een week na de bevrijding van het kamp van Buchenwald, het belangrijkste doel van de missie, maar ze ging ook naar Dachau, Flossenburg, zelfs naar de gevangenis van Untermassfeld waar de “Nacht und Nebel”-gevangenen zich bevonden, de pers noemde ze destijds ‘”naamloos” (“nameless”), onder hen 71 Belgen. De gevangenis werd bevrijd door de Amerikanen op 2 april maar de evacuatie begon pas 3 maanden later.
Wanneer de meerderheid van de gedeporteerden van Buchenwald uiteindelijk met het vliegtuig terugkeerde, wat verschillende keren was uitgesteld door de slechte weersomstandigheden, repatrieerde het BCR niettemin nog een 600 Belgen, verdeeld over twee konvooien. Een eerste konvooi had Luik als bestemming. Aan boord waren er ongeveer 200 krijgsgevangenen uit de gevangenis van Untermassfeld en de gevangenis van Erfurt. Het tweede konvooi, met ongeveer 400 personen, keerde terug naar Brussel en bracht zowel politiek gevangen, waarvan 18 gedeporteerden van Buchenwald, als krijgsgevangenen mee. Bij hun terugkeer werden de gedeporteerden onthaald door repatriëringscentra beheerd door het Rode Kruis, katholieke liefdadigheidsinstellingen, door Solidariteit (verbonden met het Onafhankelijkheidsfront) en ook door het Nationaal Verbond van Oud-Strijders, voor ze herenigd werden met hun families. De missie beheerde ook de briefwisseling; zo’n 2.000 brieven zullen verzonden worden aan families om hun gerust te stellen tijdens het wachten op de terugkeer. De kranten berichtten trouwens over de wanhopige zoekacties in de rubrieken “We zoeken…”, “Wij wachten op nieuws van…”, “Wie…”.
Op 23 augustus werden de activiteiten van de Commissie stopgezet en overgenomen door de Dienst voor Oorlogsslachtoffers, opgericht in februari 1945. De stopzetting van de Commissie was een initiatief van Van Zeeland zelf, hij oordeelde dat eens 80% van de te repatriëren personen teruggekomen was, de Commissie geen reden van bestaan meer had. Het was ook zo dat het vertrek van de katholieke ministers uit de regering van nationale eenheid, door de koningskwestie de politieke context tekende. In het totaal werden eind augustus 1945 281.805 personen gerepatrieerd. Nog ongeveer 20.000 personen waren vermist. De Commissie ontfermde zich ook over tienduizenden Fransen en Nederlanders die via België naar huis terugkeerden. Hoewel een overweldigende meerderheid van gedeporteerden terugkeerden, bleven de moeilijkste gevallen, waaronder krijgsgevangenen uit de Oostkantons en de krijgsgevangen in handen van het Sovjetleger, nog onopgelost. Ook de re-integratie van de gedeporteerden in de samenleving en in hun familiekring bleef moeilijk.
Het CegeSoma (Rijksarchief) en de Dienst voor Oorlogsslachtoffers (Rijksarchief) bewaren talrijke documenten die u toelaten om meer te weten te komen over het Commissariaat voor Repatriëring, maar zeker ook over de ganse problematiek rond de bevrijding van de concentratiekampen en de terugkeer van de gedeporteerden.
Chantal Kesteloot