De voormalige kampbewakers van het Auffanglager Breendonk werden in het voorjaar van 1946 door de krijgsraad van Mechelen veroordeeld. © Fort Breendonk / War Heritage Institute

Verholen passies? De archieven van het militair gerecht en hun raadplegingsmodaliteiten

De archieven van het militair gerecht zijn van groot wetenschappelijk en maatschappelijk belang. De voorbije vijf jaar behandelde het Rijksarchief meer dan 1.400 aanvragen om inzage in deze dossiers. In een recent artikel voor META. Tijdschrift voor bibliotheek & archief besprak archivaris Johannes Van De Walle (Algemeen Rijksarchief 2 – Depot Joseph Cuvelier) de woelige geschiedenis van deze archieven en hun raadplegingsmodaliteiten.

Onder de noemer ‘archieven van het militair gerecht’ vallen alle archieven gevormd door de Belgische militaire rechtscolleges. In de regel zijn dergelijke buitengewone rechtbanken bevoegd voor de berechting van militairen, maar onder bepaalde omstandigheden kon hun rechtsgebied worden uitgebreid. Dit was het geval na de Tweede Wereldoorlog, toen de Belgische regering te Londen besliste om de berechting van collaborateurs aan de militaire rechtbanken toe te vertrouwen. In ijltempo werden 21 lokale krijgsauditoraten opgericht, die samen ruim 400.000 dossiers openden: in iets meer dan 57.000 gevallen werd tot vervolging overgegaan; het militair gerechtshof velde in hoger beroep 18.126 arresten.

Het Rijksarchief staat sinds 2018 in voor de bewaring van de archieven van de krijgsauditoraten, krijgsraden, het militair gerechtshof en het auditoraat-generaal. Naast omvangrijke reeksen documentatie- en inlichtingendossiers aan de hand waarvan het strafvervolgingsbeleid gereconstrueerd kan worden, gaat het om de naar schatting 500.000 rechtsplegingsdossiers die op individuele zaken betrekking hebben. Deze dossiers zijn cruciaal voor de studie naar de collaboratie en de naoorlogse repressie, niet alleen voor historici, maar ook voor de talloze burgers die op zoek zijn naar meer informatie over het oorlogsverleden van hun familie.

Wie vandaag inzage wil krijgen in een rechtsplegingsdossier van het militair gerecht, dient een gemotiveerde aanvraag in te dienen bij het College van procureurs-generaal. Het recht op inzage hangt af van de identiteit van de aanvrager: familieleden en onderzoekers verbonden aan een universiteit of erkende onderzoeksinstelling kunnen onder voorwaarden inzage krijgen.

De ingebonden vonnissen van de Hasseltse Krijgsraad, een
essentiële toegang om de rechtsplegingsdossiers uit deze
periode terug te vinden.

De geschiedenis van het raadplegingsbeleid kent een grillig verloop. Historici die vanaf het begin van de jaren zestig aandrongen op de toegankelijkheid van de rechtsplegingsdossiers kregen steevast nul op het rekest van auditeur-generaal John Gilissen. Els De Bens, die in 1972 aan de Gentse universiteit promoveerde op een proefschrift over de dagbladpers tijdens de Duitse bezetting, was de eerste die inzage kreeg, nota bene nadat ze Gilissen confronteerde met de realiteit dat heel wat in beslag genomen stukken die zich in de dossiers bevonden, in het buitenland vrij raadpleegbaar waren. De publicatie van haar onderzoek een jaar later bracht een stroom aan polemieken en parlementaire vragen op gang. De vraag naar de openbaarheid van de repressiedossiers werd daarbij nadrukkelijk gelinkt aan de op dat moment zeer actuele amnestiekwestie. Ook binnen het auditoraat-generaal groeide het besef dat men de dossiers vroeg of laat los zou moeten laten. Het verslag van een vergadering van de krijgsauditeurs in mei 1972 stelt dat ‘de meerderheid van de natie het belang van de vrijgave erkend heeft. […] De vraag is of men al dan niet zal tegemoet komen aan een blijkbaar niet meer te stuiten behoefte voor objectieve, minstens zo volledig mogelijke informatie, een juister inzicht te krijgen – avec le recul du temps en minder emotioneel beladen benadering – in de oorlogsgebeurtenissen.’ Voor het eerst kwam de deur van de archieven van het militair gerecht op een kier te staan. In de daaropvolgende jaren maakten meer en meer onderzoekers en nabestaanden van die opening gebruik, en langzaam liet het auditoraat-generaal zijn argwaan varen.

Het zou echter nog tot 1996 duren tot het gehanteerde inzagebeleid voor het eerst in objectieve criteria zou worden vastgelegd, met een aanzienlijke verstrenging van de raadplegingsvoorwaarden tot gevolg. In een omzendbrief stelde auditeur-generaal Minne dat een restrictiever raadplegingsbeleid moest ‘beletten, dat de openbare orde wordt verstoord door inzage te verlenen van bepaalde gerechtelijke archieven, die in geval van perfide gebruik bepaalde verholen passies opnieuw zouden kunnen doen oplaaien.’ Het is frappant dat men het in 1996 nodig achtte om de dossiers nog meer af te gaan schermen, een kwarteeuw nadat de top van het militair gerecht oordeelde dat de openbaarheid op termijn onafwendbaar was. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze demarche er kwam in reactie op de herziening van het proces tegen Irma Laplasse, de in 1945 door het krijgshof ter door veroordeelde vrouw die door de voorstanders van amnestie als symbool van een onrechtvaardige repressie werd beschouwd.

In 2010 sloot het Rijksarchief een principeovereenkomst met de FOD Justitie rond de verhuis van de archieven naar het Algemeen Rijksarchief 2 – Depot Joseph Cuvelier. Sinds begin 2018 zijn het niet langer de administratieve medewerkers van het College van procureurs-generaal maar wel de archivarissen van het Rijksarchief die instaan voor het beheer van de archieven van het militair gerecht. De voorbije vier jaar werden op die manier meer dan 1400 aanvragen tot inzage behandeld. Het Rijksarchief stuurt aan op een duurzame, transparante en democratische regeling van het inzagebeleid. Meer dan 75 jaar na het einde van de oorlog heeft de samenleving hier recht op.

Het volledige artikel kan gelezen worden op de website van META.

Voor meer informatie over de archieven van het militair gerecht of indien u op zoek bent naar een specifiek dossier, gelieve contact op te nemen met het Algemeen Rijksarchief 2 – Depot Joseph Cuvelier via agr_ar_2@arch.be.