Brieven van Belgische schoolkinderen aan president Wilson (2014-2015)
Hoe vertel je de geschiedenis van kinderen tijdens de Eerste Wereldoorlog?
Dankzij een senior fellowship-beurs van de Belgian American Educational Foundation voor het academiejaar 2014-2015 kon dit project gebruikmaken van een uitzonderlijke archiefcollectie: 8400 brieven van Belgische kinderen, geschreven tijdens de Eerste Wereldoorlog.
In die brieven drukten de kinderen hun dank uit aan de Verenigde Staten voor de humanitaire hulp aan de bevolking in het bezette België. De brieven worden bewaard in de Library of Congress (Washington DC). Niet alleen qua omvang, maar ook qua geografische spreiding is de collectie bijzonder: de brieven zijn afkomstig uit alle provincies van het bezette België, zowel uit de steden als het platteland. Voor een periode waarbij historici zich doorgaans moeten behelpen met getuigenissen afkomstig van volwassenen, klinken in de brieven de directe ervaringen van kinderen door, van kleuters (er zitten tekeningen van vierjarigen bij) tot adolescenten.
Mobilisatie van bovenaf
De individuele getuigenissen bieden niet alleen inkijk in een waaier aan oorlogservaringen van kinderen, maar laten ook zien op welke manier volwassenen kinderen trachtten te mobiliseren. De brieven die in Washington worden bewaard dateren van februari en maart 1915. Ze zijn het resultaat van een campagne die enkel maar van bovenaf kon worden georganiseerd. De directe aanleiding was de herdenking van de geboortedag van George Washington, eerste president van de Verenigde Staten, op 22 februari 1915. Op die dag werden in bezet België tal van initiatieven genomen om de Verenigde Staten te danken voor de humanitaire hulp door de Commission for Relief in Belgium. Tegelijkertijd was de herdenking een gelegenheid om op te roepen tot patriottisme en weerstand, zonder de bezetter al te veel tegen de haren in te strijken. De allerjongsten speelden daarbij een centrale rol. Uit de brieven die naar Washington werden gestuurd, is duidelijk dat ze zich presenteren als de klankbuis van alle inwoners van hun stad of dorp. Door hun leeftijd belichamen ze meer dan wie ook de vertrapte onschuld van Poor little Belgium en haar kwetsbaarheid tegenover het bezettingsregime. In die context vroegen volwassenen – in dit geval leraren en schooldirecteurs – de kinderen in de pen te kruipen. Op een indirecte manier laten de schrijfsels zien welke waarden zij de kinderen wilden meegeven en hoe zij aan de bezetting een bredere betekenis gaven, door haar bijvoorbeeld te plaatsen in de eeuwigdurende strijd voor vrijheid en nationale onafhankelijkheid.
Luisteren naar kinderstemmen
Als deze actie van bovenaf was georkestreerd, zijn de brieven naar vorm en inhoud dan louter gedicteerd door volwassenen? Niets is minder waar. Ze getuigen net van veel vrijheid en diversiteit. Ze staan vol persoonlijke anekdotes, onhandige uitdrukkingen en schrijffouten die aantonen dat elke brief individueel is. Bij meer dan de helft van de brieven is ook een tekening, een collage of een familie-foto toegevoegd. Daardoor geven ze, naast de oorlogsgebeurtenissen, ook inzicht in de kinderlijke beleving en verbeelding. Zowel meisjes als jongens schrijven over de brutaliteiten bij de intocht van de Duitsers: huizen die in brand worden gestoken, de gedwongen exodus, de opeisingen. In alle brieven wordt verslag gedaan over het dagelijkse leven dat door de bezetting overhoop is gehaald: de algemene werkloosheid, de lege winkels, de afwezige vaders. De desastreuze levensomstandigheden en het leed worden expliciet verwoord: “verschrikkelijke miserie”, “zonder u waren we allemaal gestorven van de honger”, “hoeveel tranen zijn er niet gevloeid”, “elke dag worden onze vaders en broeders vermoord”. De angst voor de dreigende hongersnood en de angst voor wat de dag van morgen zal brengen komt duidelijk in de brieven naar voor. De scholieren beseften nog niet dat de oorlog nog drie lange jaren zou voortduren.
Kinderen getuigen over de Eerste Wereldoorlog