75 jaar geleden - De atoombom op Hiroshima
Op 6 augustus 1945, rond 8u15, geeft kolonel Paul Tibbets, de bevelvoerder en piloot van de Boeing B-29 Superfortress – die hijzelf naar zijn moeder “Enola Gay” genoemd heeft – Thomas Ferebee het bevel om de atoombom Little Boy’ boven Hiroshima af te werpen. De stad wordt letterlijk van de kaart geveegd. 70.000 tot 80.000 mensen – ongeveer een derde van de bevolking – vinden onmiddellijk de dood; 70.000 anderen zijn gewond en velen van hen overlijden later. Twee derde van de gebouwen is volledig verwoest. Enkele uren later vertelt de piloot als volgt wat er zich heeft afgespeeld: “Er was ogenblikkelijk kilometers ver een helle straling te zien, zo fel dat de bemanning van de Superfortress er bijna door verblind werd ondanks de speciale zwarte brillen die de mannen droegen. Daarna een donderend gebulder en de hele stad Hiroshima werd in volslagen duisternis gehuld.”
De Belgische pers begint de gebeurtenis te verslaan in zijn edities van 8 of 9 augustus. Alle krantenkoppen getuigen van het bewustzijn dat het gebruik van dit wapen een cruciaal keerpunt betekent. Sommige gewagen van een afschrikwekkend wapen, andere van een wetenschappelijke revolutie, een wonderbaarlijke uitvinding of hebben het over de kost van het programma die op 2 miljard dollar geraamd wordt. Sommige loven de buitengewone geheimhouding waarmee de productie van de bom gepaard ging. Enkele krantenkoppen zijn meer kritisch en stellen onrechtstreeks de vraag over het bombarderen van steden en de bepalingen van de Conventie van Den Haag van 1907, meer bepaald van artikel 22 van deze Conventie: “De oorlogvoerende partijen hebben geen onbeperkt recht wat de keuze van de wapens betreft om de vijand schade toe te brengen.” Het volgende artikel stipuleert dat het verboden is “wapens, projectielen of stoffen te bezigen die nodeloos onheil kunnen veroorzaken”. Maar in het algemeen wordt er weinig aandacht besteed aan de slachtoffers. De oorlogslogica haalt de bovenhand. Japan moet kost wat kost tot een onvoorwaardelijke overgave gedwongen worden. Het nieuws over het eerste bombardement is nog maar nauwelijks bekend als alweer andere gebeurtenissen de aandacht opeisen. Op 8 augustus verklaart de Sovjetunie op haar beurt de oorlog aan Japan en maakt daarmee een einde aan het niet-aanvalspact dat de twee landen op 13 april 1941 hadden afgesloten. Al vanaf de eerste uren van de volgende dag trekken troepen Mantsjoerije binnen. Diezelfde dag wordt de stad Nagasaki gebombardeerd. Dit keer met een bom op basis van plutonium 239, terwijl de bom van Hiroshima vervaardigd was op basis van uranium 235. 35.000 mensen verloren het leven op een totale bevolking van ongeveer 240.000 inwoners.
In de nacht van 9 op 10 augustus besluit de Japanse overheid uiteindelijk om zich over te geven. Dit wordt op 15 augustus in het openbaar bevestigd door keizer Hirohito. De overgave wordt officieel van kracht op 2 september 1945. Recent onderzoek lijkt meer en meer uit te wijzen dat de aanval van de Sovjetunie een beslissende rol heeft gespeeld in de overgave van Japan. Maar de gebeurtenissen kunnen niet los van elkaar gezien worden. Elke protagonist heeft ervoor gezorgd een bepaalde versie van de geschiedenis uit te dragen en sommige actoren te beschermen. Dat is bij voorbeeld het geval met keizer Hirohito. Het gebruik van het atoomwapen past ook in de context van de rivaliteit tussen de grootmachten. Japan kan zich door de capitulatie na de twee atoombombardementen tot het kamp van de slachtoffers rekenen, zelfs al wordt de archipel gedurende bijna zeven jaar door Amerikaanse troepen bezet.
© KBR
Chantal Kesteloot