De jaren 70: Een collectiedomein in volle ontwikkeling
Na de heroriëntering van het Cegesoma, ingezet met de naamsverandering in 1997 en bevestigd door het koninklijk besluit van 23 mei 2016 dat de instelling in het Rijksarchief integreert, de periode na de Tweede Wereldoorlog is één van de ankerpunten van de instelling geworden. Beter gezegd, het Cegesoma concentreert zich voor deze periode op de studie van de maatschappelijke impact en de erfenis op lange termijn van de twee wereldoorlogen. Deze impact etaleert zich tot de jaren zeventig. Dat geldt voor de archieven, ook al lig daar het accent op de jaren veertig, maar vooral voor de bibliotheek die de laatste jaren talrijke werken over de jaren 1970-1980 heeft aangekocht. De aandacht in de collectievorming voor de jaren zeventig vloeit voort uit het groot aantal conflicten en de politieke radicalisering die kenmerkend zijn voor dit decennium.
De oorlog in Vietnam is een voor de hand liggend voorbeeld, maar ook bepaalde vormen van terrorisme bereiken in de jaren zeventig een hoogtepunt. Recent werden dan ook heel wat nieuwe publicaties aangekocht over Italië (Antoni Negri, Books for burning. Between Civil War and Democracy in the 1970's in Italy, 2005), maar vooral over Duitsland. De Duitse wetenschappelijke productie is in België te weinig bekend, maar politicologen en historici hebben grondige en vernieuwende studies geschreven over het terrorisme en de Aussenparlementarische Opposition: citeren we de studie van Ulrike Meinhofs dochter Bettina Röhl over de betrokkenheid van haar ouders bij het radikaal-linkse blad Konkret (Bettina Röhl, So macht Kommunismus spass! Ulrike Meinhof, Klaus Rainer Röhl und die Akte Konkret, 2005), de biografie van Andreas Baader van Klaus Stern en Jôrg Hermann (Das Leben eines Staatsfeindes, 2007) en de nieuwe uitgave van de geschiedenis van de SDS, de studentenvakbond waar Rudi Dutschke in 1968 de leiding had (Tilman P. Fichter, Siegward Lönnendonker, Kleine Geschichte des SDS. Der Sozialistische Studentenbund von Helmut Schmidt bis Rudi Dutschke, 2007).
De jaren zeventig mogen niet worden gereduceerd worden tot geweld et terrorisme. Ook op maatschappelijk en politiek vlak waren het jaren van generatieconflicten waarin extreemlinkse partijen sterk op de voorgrond traden. Hun geschiedenis wordt nu geschreven. De studie van Jean Paul SALLES, La ligue communiste révolutionnaire uitgegeven in 2005 bij de Presse Universitaires de Rennes is er een voorbeeld van. In de jaren zeventig groeit ook een echte jeugdcultuur. De bundel Between Marx and Coca-Cola onder redactie van Axel Schildt en Detlef Siegfried, een uitgave van Bergbahn boos uit 2006, brengt het fenomeen in een aantal andere Europese landen in kaart. Niets nieuws onder de zon want Hervé Hannon en Patrick Rotman hebben al in 1987-1988 het onderwerp aangesneden in Générations (Les années de rêve – Les années de poudre-2 vol.), en we hebben natuurlijk onze zoektocht vervolgd in de 21ste eeuw met de generatie van de “babyboomers” maar ook die van de “post-mei 68’ers”, de Rode Gardes (Guobin Yang, The red Guard Generation and political Activism in China-2016) van de Rode Khmers, enz., enz.,…
De jaren 1970-1980 zijn ook een periode van maatschappijkritiek en een roep om seksuele ontvoogding. Een aantal klassiekers en meer zeldzame werken uit die periode vinden we terug in de bibliotheek van het Cegesoma: Hans Achterhuis’ Markt van welzijn en geluk (1979), Het Communeboek, een studie van Frans Becker en Johan Frieswijk (1976) over bedrijven in eigen beheer en een bundeling van teksten van Dom Helder Camara om er maar enkele te noemen. Het Cegesoma kon talrijke boeken uit die periode aan de collectie toevoegen dankzij de Antwerpse Concsiencebibliotheek, die de boeken van het ministerie van Onderwijs verwierf en ons toeliet om daaruit een selectie te maken.
Maar er is natuurlijk ook de geopolitieke context van deze periode, die diegene is van de “Koude Oorlog”, bijvoorbeeld over de bloedbaden in Chili (Eduardo Castillo, Chili 11 septembre 1973. La démocratie assassinée, 2003), over Vietnam (met grote studies van John Prados in 2011), over Combodga met de Rode Khmers tot in Afghanistan. In totaal, honderden titels rekening houdend met studies gepubliceerd in de wetenschappelijke tijdschriften over de jaren zeventig. De laatste maanden hebben we wat aankopen betreft door budgettaire beperkingen wat gas moeten terugnemen.
Om het lopend onderzoek over de jaren zeventig op de voet te volgen kan de lezer gebruik maken van de tijdschriftencollectie. Naast de grote internationale tijdschriften is het Cegesoma ook geabonneerd op gespecialiseerde tijdschriften zoals Sozial Geschichte en Mittelweg 36 de Hamburger, het blad van het Institut für Sozialforschung waar ook onderzoek naar de jaren zeventig gebeurt.
Wat de archiefcollectie van het Cegesoma betreft, vormen de jaren zeventig niet de kern. Toch zijn een aantal fondsen interessant voor de studie van de periode 1970-1980.
Het hoeft niet te verwonderen dat de meesten van die archiefbestanden nog met de nasleep van de Tweede Wereldoorlog te maken hebben. Het gaat hier vooral om bestanden afkomstig van verenigingen en vriendenkringen van oud-verzetslui, oud-politieke gevangenen en verplicht tewerkgestelden en oud-militairen. In de jaren zeventig waren hun leden nog springlevend, wat vele initiatieven van die verenigingen voor de verbetering van het (sociaal) statuut verklaart. Ook de herinneringscultuur was bij hen en bij een aantal topfiguren in goede handen. Op breder maatschappelijk vlak zijn de zogenaamde vaderlandslievende verenigingen belangrijk voor hun verdediging van de belgitude en hun strijd tegen extreemrechts. De activiteiten en impact van dit in de jaren zeventig toch niet onbelangrijk deel van het maatschappelijke middenveld kunnen dus via hier aanwezige bronnen vrij goed onderzocht worden.
Van de 15-tal fondsen afkomstig van vaderlandslievende bewegingen, valt vooral, door zijn grootte, het archief van het Onafhankelijkheidsfront op (AA2127), de Nationale Confederatie van Politieke Gevangenen en Rechthebbenden van België, de NCPGR (AA2048), Fonprispol, de sociale dienst van de NCPGR (AA1451), de Witte Brigade met al zijn structuren (AA2495), (AA2496) en (AA2497), en vaderlandslievende verenigingen uit Brugge (AA1594, AA1596 tot AA1601 en AA2167 tot AA2170), waaronder vooral door zijn volume opvalt de Nationale Federatie van Oorlogsinvaliden (AA1598) de Veteranen van Koning Albert I (AA1596) en de National Federatie van Oud-strijders (AA2170).
Minder omvangrijk maar daarom niet minder belangrijk zijn de archieven voortgebracht door personen afkomstig uit diezelfde vaderlandslievende bewegingen. Dertien van deze fondsen hebben we gevonden, waaronder deze van Victor Malbecq, voorzitter van de nationale en internationale vriendenkringen van Neuengamme (AA2479), van Jean Bloch, betreffende de Oud-strijders van het Belgisch Leger in Groot-Brittannië (AA1846), van Louis Van Brussel, verantwoordelijke van de Gewapende Partizanen (AA2434), van Albert Régibeau, voorzitter van de NCPGR (AA1452), van Frans De Schouwer, de vereniging van oud-strijders ‘Ceux de 40-45’ (AA2433), van Louise de Landsheere, actief voor de verdediging van de belangen van de politieke gevangenen en de agenten van de inlichtingen- en actiediensten (AA667), van Eugène Colson, vereffenaar van de Koninklijke Nationale Beweging (AA1761), van Michel Vanderborght, belangrijke figuur in het naoorlogse Onafhankelijkheid Front (AA2295 en AA2363), en van Luc Somerhausen, verdediger van de rechten van politieke gevangenen (AA849). Helemaal aan de andere kant van het spectrum vinden we het kleine fonds terug, voortgebracht door André Baugnet en François Mahaux, over de oudgedienden van het Waals Legioen (AA2302).
Een doorwerking van de Tweede Wereldoorlog is uiteraard ook vast te stellen in de historiografie van de jaren zeventig, het tijdperk toen in België de wetenschappelijke geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog eindelijk een boost kreeg. Dat vind je ook terug in de archieffondsen van het Cegesoma. Van dergelijke fondsen en collecties hebben we er tien. Acht hiervan zijn voortgebracht door onderzoekers. Het belangrijkste fonds, door zijn omvang, is afkomstig van de voormalige directeur van de instelling Jean Vanwelkenhuysen dat te maken heeft met de Tweede Wereldoorlog in het algemeen (AA2432), door Albert De Jonghe over de bezetter, de collaboratie en Leopold III (AA1331), van een andere voormalige directeur Rudi Van Doorslaer over de Spaanse Burgeroorlog, de joodse immigratie en het communisme (AA2252), door Luc Huyse over de repressie van de collaboratie en amnestie (AA2046), door Léon Papeleux over het Vaticaan en het Derde Rijk (AA1415) en uiteindelijk door Luk Kongs over het communisme, het fascisme en de media (AA755) Twee collecties, geproduceerd door het Cegesoma, vervolledigen deze archieven : één over de bevrijding van Antwerpen (AA1203) en vooral één met 2000 interviews van getuigen van de Tweede Oorlog gemaakt door onderzoekers van de instelling, waarvan ongeveer een derde in de jaren zeventig zijn gerealiseerd (AA2268).
De thematha die via Cegesoma-archief kunnen onderzocht worden, gaan echter verder dan de verwerking van oorlog en bezetting. De opkomst van extreemrechts en de doorwerking van het neofascisme in het decennium 1970-1980 is een problematiek die bv. In het tweede deel van het volumineuze bestand van Hugo Gijsels (AA1986) gedetailleerd aan bod kan komen. Ook wat men onder de noemer van “nieuwe sociale bewegingen” en “andersglobalisten” zou kunnen onderbrengen, is het Cegesoma-archief interessant. Denken wij in het bijzonder aan de insteek mensenrechten en onderwijs (Fernande Devaux, AA1416), vredesbeweging en gewetensbezwaarden (Van Lierde, AA1726) en steun aan de oppositie in Congo en Noord-Afrika (Van Lierde, AA1643), (Legrève, AA1936).
Afsluitend kan gesteld worden dat in het Cegesoma-archiefbezit omtrent de jaren zeventig heel wat onderzoek mogelijk is dat focust op de problematieken die te maken hebben met de blijvende gevolgen van oorlog en bezetting, ook wat de collectieve herinnering aangaat, en met de impact van groepen en personen die niet terecht konden in de zogenaamde zuilarchieven.
Alain Colignon & Fabrice Maerten